Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label teervlekkenzwam. Alle posts tonen
Posts tonen met het label teervlekkenzwam. Alle posts tonen

zondag 6 december 2020

Herfst 2020.......Paddenstoelentijd deel 6: Van alles wat

Dit is mijn 56e post over paddenstoelen. Twaalf daarvan gaan over één specifieke soort of geslacht, te weten Rupsendoder,Geweizwam,Witte kluifzwam, Oranje oesterzwam en Gewone oesterzwam, Aardsterren, Porseleinzwam, Judasoor, Grote parasolzwam, Honingzwammen, Nevelzwam en Russula's.
Als je iets over een van die 12 wil lezen, dan moet je op de naam klikken.
De andere posts heb ik "Paddenstoelentijd: Van alles wat" genoemd en daarin laat ik meerdere soorten zien.

Ik heb niet geteld hoeveel soorten ik inmiddels besproken heb, maar dat zullen er toch wel (als ik uit ga van minimaal 6 à 7 soorten per post) om en nabij de 300 zijn. Toch een aardig aantal, al zeg ik het zelf............. Gevolg is, dat het stilaan moeilijker wordt om met nieuwe soorten voor de dag te komen, die interessant genoeg zijn om te plaatsen en er iets over te vertellen. Daarom deze keer weer alleen foto's van soorten waar ik in eerdere posts al iets over verteld heb. Mocht je er toch wat meer over willen weten, dan moet je op de naam onder de foto klikken. Je komt dan op de post terecht, waar ik er iets over vertel. Soms moet je, voor je een bepaalde soort vindt, wat verder naar beneden scrollen. Als je dan na het lezen op de pijl linksboven in het scherm klikt, kom je weer op deze post.

Als eerste wil ik jullie een "potpourri" van Myxomyceten onder de opengebarsten bast van een omgehakte boom laten zien. Ik nam een foto van de vele Beukenkorrelkopjes en pas thuis zag ik na uitvergroting, dat er nog enkele andere myxo's waren. Dit geeft aan hoe klein en onopvallend ze soms kunnen zijn. Je ziet o.a.  behalve de Beukenkorrelkopjes nog  een aantal Kernzwamkopjes,  Netpluimpjes, Draadwatjes en de 2 grotere onderaan  zijn oudere Gewone boomwratten (Blotebilletjeszwam).

Dit zijn Kristalkopjes. Ook op deze foto kun je nog eens zien hoe klein dit soort slijmzwammetjes kan zijn en hoe massaal ze soms voorkomen.

Over Russula's heb ik in "Paddenstoelentijd deel 3" al het een en ander geschreven. Deze russula, de SCHERPE KAMRUSSULA (Russula amoenolens), staat er niet bij. Daarom toch nog even een korte toelichting in tegenstelling tot de hierboven getoonde soorten.

De algemeen voorkomende Scherpe kamrussula is een vroeg verschijnende Russula. Hij kan al in juni verschijnen, als het tenminste niet te droog is. Het is een soort, die je vooral op zandgrond aantreft onder loofbomen (vooral eiken en beuken) in lanen, parken en bossen.
De soort mag dan niet giftig zijn, hij is ongenietbaar. De toevoeging "Scherpe" dankt hij aan de zeer scherpe smaak,dus je laat het eten ervan graag achterwege. In combinatie met een ranzige Camenbert reuk onderscheidt deze Russula zich ook van andere erop lijkende grijsachtige kamrussula's.
De sepiabruine tot grijsachtig sepiabruine hoed (Ø 4-8 cm), is gewelfd tot vlak, heeft een ingedeukt centrum en voelt kleverig aan. De hoedrand is geribbeld. Dat is de zogenaamde kam.
Scherpe kamrussula
  De lamellen zijn smal aangehecht, crème tot vuil wittig. Net als de andere Russula’s (m.u.v de Regenboogrussula) verbrokkelen de lamellen gemakkelijk.

maandag 10 december 2018

Herfst 2018.......Paddenstoelentijd deel 5: Van alles wat

Net voor de feestdagen aanbreken, heb ik nog een keer de gelegenheid wat foto's van paddenstoelen te plaatsen, die ik de afgelopen maanden gevonden heb. Hoewel er in de winter nog steeds paddenstoelen te zien zijn,wordt dit dus naar alle waarschijnlijkheid de laatste post over paddenstoelentijd 2018.

Zadelzwam
De Zadelzwam (Polyporus squamosus) is een soort die ik al in april aantrof. Heel apart, want wie verwacht dat nou? Het bijzondere van deze soort is echter, dat die in twee seizoenen een groeipiek heeft: in mei en dan nog eens in september.

Zadelzwam
Het is een paddenstoel die consoles maakt op stronken, stobben, stammen en stamwonden van levende en dode loofbomen. (Met een voorkeur voor dood hout van de Es). De korte dikke steel staat zijdelings, waardoor de paddenstoel met wat fantasie lijkt op een dameszadel, of met het zadel van een oude tractor. Die laatste niet alleen vanwege de vorm maar ook qua omvang, want de hoed kan wel een doorsnede van 60 cm hebben. De Engelsen noemen hem Dryad’s Saddle (Dryade is een bosnimf) of Pheasant’s back (de rug van een fazant vanwege de bruine schubben van de hoed). De soort is op allerlei vochtige, voedselrijke grondsoorten te vinden.

Zadelzwam
Zolang hij nog niet verhout is, is deze paddenstoel eetbaar, maar ik zou zeggen: “mooi laten staan”……

Teervlekkenzwam
De Teervlekkenzwam (Ischnoderma benzoinum) zie je niet zo vaak, maar op het voedsel- arme stuifzand van de Tungelerwallen zijn veel stobben van afgezaagde dennenbomen te vinden en daar kom je ze regelmatig tegen. Hij groeit uitsluitend op naaldhout.

Hij kan ongeveer even groot worden als de platte tonderzwam, waar hij ook wel wat van weg heeft. Ook deze houtzwam is vlak waaiervormig. Een belangrijk verschil is echter dat de teervlekkenzwam eenjarig is, terwijl de tonderzwam er elk jaar een laag poriën bij krijgt en langs de rand uitgroeit.

Teervlekkenzwam (jong exemplaar)
De Teervlekkenzwam is ruig en kort behaard, radiaal gegroefd, bruin van kleur met meestal één, soms twee doorlopende witte banden langs de hoedrand. Een jong exemplaar is lichter van kleur en lijkt dan aan de bovenkant nog van suède te zijn zo zacht.

Teervlekkenzwam ( 2 weken later)
Teervlekkenzwam (oud exemplaar)
Na verloop van tijd verkleurt hij naar donker (tabaks)bruin en komen er na korte tijd zwarte vlekken op. Alsof iemand teer gemorst heeft. Daar heeft ie dan ook zijn naam aan te danken.

Teervlekkenzwam verkleurt bij beschadiging
De poriën onder de hoed zijn eerst nog roomkleurig, maar worden later okerbruin. Ze vlekken bruin als je ze aanraakt. Dat is op deze foto ook te zien.

Teervlekkenzwam met guttatiedruppels
Ik vind het een fotogenieke paddenstoel. Vooral vanwege de guttatiedruppels, die als honing aan de rand van de hoed hangen. De druppels zijn van het water waarmee voedingstoffen vanuit de boom naar de groeiende zwam worden vervoerd. Omdat het water de bruinige kleurstof van het hars van de boom bevat, zijn de druppels harskleurig. Mooi om te zien.

De laatste jaren is er een sterke toename van de Valse teervlekkenzwam. Ik ben die helaas nog niet tegengekomen. De overeenkomst met de Teervlekkenzwam is te zien, maar het grootste verschil is toch wel, dat de Valse niet op naaldhout gevonden wordt, maar op loofhout (m.n. beuk.)

Paardenhaartaailing
Dit zwammetje wordt vanwege het ca. 6 cm lange draaddunne zwarte of bruine steeltje de Paardenhaartaailing (Gymnopus androsaceus)genoemd. Het steeltje heeft slechts een doorsnede van 1 mm. Het is dan ook moeilijk te fotograferen (tenminste met mijn apparatuur).

De kleur van het hoedje en steeltje zijn variabel, maar is meestal vleeskleurig tot lichtbruin. Het steeltje is meestal donker De hoed (doorsnee max. 1 cm) is gewelfd en heeft een ingedeukt roodbruin centrum. Zoals de naam al aangeeft is de steel taai en buigzaam.

Paardenhaartaailing tussen dennennaalden
Het is een veel voorkomende soort, maar door de afmetingen wordt hij meestal niet opgemerkt. In de strooisellaag is hij amper zichtbaar. Als de hoedjes door droogte ook nog eens sterk ineen schrompelen zijn bijna helemaal niet meer te vinden.

 
Op het ca. 6 cm dunne steeltje staat in dit geval een kleine wit gekleurde gewelfde hoed van maximaal 1 cm. Deze soort wordt Witte paardenhaartaailing (Gymnopus quercophilus) genoemd. Het is goed te zien, dat hij vooral op de nerven en het steeltje staat. Natuurlijk vanwege de voedselaanvoer. Door de afmeting van het eikenblad, is te zien hoe klein deze soort is.......


Asgrauwe koraalzwam
Het vruchtlichaam van de Asgrauwe koraalzwam (Clavulina cinerea) bestaat uit een korte stam, die na een paar centimeter meervoudig vertakt waardoor het vruchtlichaam een koraal-achtige vorm heeft. Dit vruchtlichaam wordt tussen de drie en tien centimeter hoog en de dikte van de vertakkingen ligt tussen de vier en acht millimeter.

Asgrauwe koraalzwam
Het vlees is wit, heeft een muffe geur en een taaie textuur. De kleur van de vertakkingen varieert van okerkleurig met een lila gloed tot grijslila of violetgrijs. Qua vorm zijn de vertakkingen rond of afgevlakt en de uiteinden zijn getand. Deze uiteinden zijn tussen de een en twee millimeter breed.

Gewone oesterzwam
Gewone oesterzwam
Al eerder heb ik uitgebreid stil gestaan bij de Gewone oesterzwam (Pleurotus ostreatus).
Dat kun je HIER nog eens nalezen.

Het is een algemene soort die je kunt aantreffen op dode stammen van loofbomen, of op wondplekken van levende bomen (voornamelijk beuk, populier en wilg). De kleur varieert van beige-grijs, staalgrijs tot blauwgrijs of bruingrijs, naarmate ze ouder worden verbleken de kleuren. De lamellen zijn wit(tig) en lopen af op de steel zonder duidelijke begrenzing. De steel heeft dezelfde kleur als de lamellen en is zeer kort en relatief dik. Je kunt ze vinden van oktober tot eind januari. Een taaie rakker dus, die vorst kan verdragen.

Bleke oesterzwam
De Bleke oesterzwam (Pleurotus pulmonarius) had ik nog nooit eerder gezien. Ik vond enkele kleine exemplaren op een dode tak bij de Houtsberg in Nederweert-Eind. Deze soort is nauw verwant aan de Gewone Oesterzwam, maar wijkt af zowel in kleur als in voorkomen. Hij is ook zeldzamer dan de Gewone. De kleur van de bleke oesterzwam is licht beige en kan bij ouderdom verbleken tot beige-wit. Het is een warmteminnende soort en daardoor kun je ze vinden van mei tot eind september.

Bleke oesterzwam
De overige kenmerken komen overeen met de Gewone oesterzwam, alhoewel de stelen vaak wel iets langer worden. Oesterzwammen zijn eetbaar en erg geliefd, maar hoeven gelukkig niet in de vrije natuur geplukt te worden, want ze worden gekweekt. Deze Bleke oesterzwam is de meest gekweekte oesterzwamsoort en zul je dus ook het vaakst in de supermarkt aantreffen.

Winterhoutzwam
Plaatjeszwammen zoals russula’s, mycena’s of vliegenzwammen, zijn maar zelden te zien in de winter, doordat ze wegens hun hoge watergehalte sneller het risico lopen om te bevriezen. Er zijn uitzonderingen, zoals de Gewone oesterzwam, het Gewoon fluweelpootje, het Gewoon donsvoetje en deze Winterhoutzwam.

Winterhoutzwam
De Winterhoutzwam (Polyporus brumalis)is een paddenstoel die van november tot april kan worden aangetroffen op dode takken en stronken van loofbomen als berk, els, eik en beuk. De scherp gerande en wat ingekerfde hoed van deze eenjarige vlak trechtervormige gesteelde gaatjeszwam is oker- tot donkerbruin. Omdat de bovenkant fijn viltig, oker- tot donkerbruin is, lopen we er gauw aan voorbij zonder hem te zien.

Het is de onderkant van houtzwammen die altijd mooi zijn om te laten zien. De Winterhoutzwam is daarop geen uitzondering. De opvallend grote poriën zijn met het blote oog goed te zien en lopen iets af langs de viltige of iets geschubde centraal staande steel die okerbruin gekleurd is.

Zomerhoutzwam
De Winterhoutzwam lijkt op de Voorjaars- en Zomerhoutzwam. Vergis je echter niet aan de namen, want deze houtzwammen nemen het niet al te nauw met de seizoensaanduidingen. Er is dus flink wat overlapping. Deze beide soorten onderscheiden zich vooral van de Winterhoutzwam door de veel fijnere poriën.

De hoed van de Zomerhoutzwam is soms concentrisch gezoneerd, fluwelig tot fijnschubbig en olijf- of grijsbruin tot geelbruin van kleur. De rand van de hoed is scherp en sterk gewimperd. De buisjes en de poriën zijn wit. De steel is 2-3 cm x 1-3 mm, viltig, mat, bruin tot geelbruin en geelbruin gespikkeld- gezoneerd.
De Zomerhoutzwam komt voor op op de grond liggende takken van de els. Ze verschijnt uiteraard vooral in de zomer, maar zoals ik al zei is er flink wat overlap.Deze vond ik eind november op Smeetshof (B).

De Vermiljoenhoutzwam (Pycnoporus cinnabarinus) valt direct op door de knaloranjerode kleur. Vooral de onderkant is opvallend fel van kleur. Zo'n uitbundige kleur is in de natuur zeldzaam, daarom vind ik dat deze paddenstoel op mijn blog niet mag ontbreken! Cinnabarinus betekent "vermiljoenrood" en Pycnoporus "dicht met poriën bezet". Het is een saprofyt die op dood hout verschijnt (vooral stammen en takken van berk, beuk, lijsterbes en eik.).

De zwam is 1-jarig, de vorm is console- tot waaiervormig. De bovenzijde van de hoed is concentrisch golvend en ziet er een beetje wrattig uit, het oppervlak is glad tot iets viltig. Dit is overigens een ouder exemplaar met vraatsporen. De eveneens knaloranjerode buisjes zijn 4-6 mm lang. Er zijn 2-3 poriën per mm, deze zijn rond of hoekig tot langgerekt en ook weer knaloranjerood gekleurd.

De soort is buitengewoon licht- en warmteminnend; hij groeit daarom niet in een dicht bos, maar geeft de voorkeur aan open plekken, kapvlakten, bosranden, houtsingels, parken en tuinen.

In de eerste helft van de negentiende eeuw was de zwam algemeen, om daarna tot in de tweede helft van de twintigste eeuw zeer sterk in aantal af te nemen. Sinds de jaren 80 van de vorige eeuw zie je de aantallen waarnemingen weer toenemen en in 1995 werd hij al weer "vrij algemeen" genoemd. Momenteel staat hij te boek als een algemene soort. Naar de oorzaak kan ik gissen, maar het niet opruimen van gevallen hout speelt wellicht een belangrijke rol, naast het warmer worden van het klimaat.

Okerkleurige vezeltruffel
Bij het grote publiek behoren truffels tot de meest aansprekende groep van paddenstoelen die er zijn. Dit heeft vooral te maken met de culinaire toepassingen van enkele (peperdure) truffelsoorten uit mediterrane streken. Dat er ook truffelsoorten in Nederland voorkomen zal velen niet bekend zijn. De bekendste truffel is wel deze Okerkleurige vezeltruffel (Rhizopogon luteolus).

Ze worden vaak  aangezien voor aardappelbovisten (Scleroderma spec). Hoewel ze inderdaad wel iets van een aardappel weg hebben, is deze truffel voorzover bekend echter nauwelijks te eten. Wel eetbaar, maar niet smakelijk. De geur is ook onaangenaam knoflookachtig.
Ze onderscheiden zich duidelijk van andere stuifzwammen door een netwerk van fijne vezeltjes waarmee ze zijn bedekt. Dat zijn restanten van de ondergrondse zwamvlok, waar ze deel van uitmaakten. In Nederland leven alle vezeltruffels in symbiose met naaldbomen op zandgrond. Deze vond ik in de Tungelerwallen.

Okerkleurige vezeltruffel
Deze soort is niet zeldzaam in Nederland en kan vrijwel overal op de hogere zandgronden onder dennen worden gevonden. Ze ontwikkelen zich ondiep in het zand of in de strooisel- of humuslaag bovenop het zandoppervlak. Bij een zeer dunne strooisellaag komen ze geheel of gedeeltelijk bovengronds te liggen. Soms verwaait of verteert de strooisellaag waarin ze zich hebben ontwikkeld, waarna ze op de grond voor het oprapen komen te liggen.
De vruchtlichamen worden gegeten door wilde zwijnen, herten, muizen en tientallen insectensoorten die hiermee bijdragen aan de verspreiding.

Dit is de laatste post over paddenstoelen die ik dit jaar beschreven heb. Ik hoop dat je ze met plezier gelezen hebt. Alle foto's die ik dit jaar genomen heb, kun je terug vinden op Flickr.
Wie die wil zien, moet HIER klikken.


Blogarchief